Coöperatief leren

Structureel Coöperatief Leren

Het structureel coöperatief leren (SCL) als leermodel scoort hoog in onderwijsland. Wat houdt SCL precies in en wat zijn de voordelen ervan?
SCL is een manier van onderwijs waarbij leerlingen van verschillende prestatieniveaus samenwerken om het doel van de les te bereiken.
De klas wordt ingedeeld in kleine heterogene groepen. Leerlingen in deze coöperatieve leergroepen worden geacht met elkaar te discussiëren en te argumenteren over de leerstof. Elkaar uitleg en informatie te geven, elkaar te overhoren en elkaars zwakke kanten aan te vullen.
Door samen te werken, leren de leerlingen in een groep elkaar beter kennen. Er ontstaat een klimaat in de klas waarin de leerlingen elkaar waarderen, begrip voor elkaar hebben en ook bereid zijn elkaar te helpen.
 

Voordelen van structureel coöperatief leren:

- Het is een effectieve vorm van klassenmanagement voor alle groepen.
- Leerlingen leren verbaliseren.
- Leerlingen leren méér door onderlinge coaching (2 of 4 leerlingen weten meer dan 1).
- Meer leerlingen zijn tegelijkertijd actief aan het leren.
- Leerlingen gaan beter presteren. 
- De relaties tussen leerlingen verbeteren.
- De ontwikkeling van sociale vaardigheden verloopt heel natuurlijk.
- Door samen te werken, leren de leerlingen in een groep elkaar beter kennen. Er ontstaat een klimaat in de klas waarin de leerlingen elkaar waarderen, begrip hebben voor elkaar en ook bereid zijn elkaar te helpen.

G.I.P.S.-Model:

Het structureel coöperatief leren is gebaseerd op de vier onderstaande principes

G elijke deelname:
Alle leerlingen nemen op een gelijke wijze deel aan de activiteit:
Je kunt niet achteroverleunen of meeliften met een ander.
I ndividuele aanspreekbaarheid:
Iedereen is op gelijke wijze aanspreekbaar voor het verloop en het resultaat. Iedereen heeft een actieve inbreng.
P ositieve Wederzijdse Afhankelijkheid:
Leerlingen moeten samenwerken om tot het beste resultaat te komen.
S imultane Actie:
De activiteiten vinden gelijktijdig plaats; alle leerlingen zijn gelijktijdig actief bezig met het onderwerp o.a. door te luisteren naar en te praten met elkaar.

Verschillende werkvormen:

Het structureel coöperatief leren kent meerdere didactische structuren (werkvormen). De tien oorspronkelijke basisstructuren zijn;

Binnen Buiten Kring; leerlingen lopen rond in een binnen- en een buitenkring en beantwoorden vragen met wisselende partners.
Tweetal Coach; in tweetallen lossen de leerlingen om de beurt een probleem op, terwijl de ander meekijkt en luistert.
Tweegesprek op Tijd; leerlingen werken in tweetallen. De leerlingen vertellen gedurende een van te voren vastgestelde tijd iets, terwijl de partner goed luistert. De rollen worden daarna omgedraaid.
Tweepraat of Rondpraat; leerlingen werken in tweetallen (schoudermaatjes) of teams van vier leerlingen en geven om beurten antwoorden of zoeken oplossingen voor het aangegeven probleem.
Tafelrondje Per Tweetal; leerlingen werken in tweetallen om beurten schriftelijk aan een antwoord op een vraag of aan een oplossing van een probleem.
Tweevergelijk; leerlingen schrijven eerst individueel antwoorden op en vergelijken daarna de antwoorden met elkaar.
Zoek De Valse; de leerlingen schrijven vier stellingen op. Zij presenteren deze aan de groep. Uit de vier stellingen kiezen de leerlingen de stelling die niet waar is en motiveren deze keuze.
Zoek Iemand Die... ; al lopend door de klas zoeken leerlingen een partner die b.v. kan helpen met een tafelrijtje of met de topografie van een land.
Tafelrondje; hetzelfde als tafelrondje per tweetal maar nu in teams van vier leerlingen.
Mix en Koppel; de leerlingen krijgen van de leerkracht een kaartje. Er wordt muziek aangezet en leerlingen lopen kris kras door de klas. Als de muziek stopt, zoeken de leerlingen elkaar op. Ze kijken in tweetallen welke kaartjes er bij elkaar horen. De tweetallen die bij elkaar horen gaan uit de groep, de muziek gaat weer aan en de overige leerlingen zoeken verder. Als de muziek weer stopt kijken de overige leerlingen welke kaartjes er bij elkaar horen. Dit gaat zo door totdat alle leerlingen iemand gevonden hebben.

Begrippen die we vanuit het coöperatief leren gebruiken:

Oogmaatje - dit is het kind dat tegenover je zit.
Schoudermaatje - dit is het kind dat naast je zit.
Liniaalstem - de fluisterstem die je gebruikt als je met je oog- of schoudermaatje praat.
Teamstem- stem die je binnen je team (groepje van 4) gebruikt.
Groepsstem – stemgebruik in de hele groep.
Stiltesignaal - als de leerkracht de hand opsteekt, nemen de kinderen dit signaal over en richten hun aandacht naar de spreker.

Cookie instellingen